Op mijn 15e debuteerde ik in de jaren ’60 in het eerste van de 4e klasser uit mijn geboortedorp Horn in Limburg, in een wedstrijd tegen MHD. Indien wij gelijk speelden of wonnen was EVV uit Echt kampioen. Het werd 1-1 en na mijn debuut nam de voorzitter mij apart en gaf mij 25 gulden. Dit mocht ik niemand vertellen want EVV had 500 gulden en 2 vaten bier toegezegd indien wij gelijkspeelden of wonnen. Ik voelde mij voor één dag zéér rijk en het was ook het enige geld dat ik ooit verdiend heb met voetballen. Tegenwoordig heet dit matchfixing. Toen was er geen woord voor, het hoorde bij de zuidelijke cultuur. Het was nog net niet zo erg als in België waar een pastoor aan een Limburgse kerkorgelbouwer net vóór de opdracht voor de bouw van een nieuw orgel vroeg: “Awel wat schuift het?”
Zwart geld speelde een grote rol in de beginjaren van het betaald voetbal. Fortuna ’54 uit Geleen, dé grote inspirator voor het betaald voetbal in Nederland, kon dankzij de zwart geld impulsen van de rijke en charismatische aannemer Egidius Joosten wereldvoetballers als Frans de Munck en Cor van den Hart aantrekken.
In de jaren ’50 bestond het Nederlands elftal voor het grootste deel uit Limburgse en Brabantse spelers. Zowel Nederlandse als buitenlandse clubs kregen nauwelijks de kans om spelers van Brabantse en Limburgse clubs aan te trekken. Waarom? Antwoord: omdat royaal met zwart geld werd betaald. Een mooie anekdote ter illustratie.
In 1952 werd Willem II ongeslagen en zonder puntverlies landskampioen. Een unicum in de Nederlandse sporthistorie. Het was nog in de amateurtijd vóór de invoering van het betaald voetbal in 1954. Willem II had drie internationals Jan Brooijmans, Sjel de Bruyckere en middenvoor Jan van Roessel. Jan van Roessel was de absolute uitblinker. Het Italiaanse Torino toonde belangstelling voor Jan en samen met advocaat van Faas Wilkes, die in Italië voor Inter Milaan speelde, vloog hij naar Turijn. Daar werd hem een contract aangeboden met een handgeld van honderdduizend gulden, een villa met inrichting, dikke premies en een auto met chauffeur. Het duizelde Jan en hij stond op het punt om te tekenen toen hij zich bedacht en besloot dat het toch verstandiger was om eerst met zijn vrouw te overleggen.
Thuis in Tilburg ging hij meteen naar de kampioensreceptie van Willem II in hotel Riche waar ook altijd het bestuur vergaderde en een eigen bestuurskamer had. Na de receptie vroeg het bestuur in aanwezigheid van enkele textielbaronnen, of ze Jan mochten spreken. Aan Jan werd gevraagd hoeveel hij kon verdienen in Italië. Jan liet zijn contract zien en prompt pakten vijf heren hun portemonnee en legden ieder twintigduizend gulden op tafel. Daarna zei de voorzitter: “Jan je krijgt ook nog een bungalow met inrichting en bij de training van het Nederlands elftal brengen we jou met één van onze chauffeurs naar de training”. Hierop sprak Jan de legendarische woorden: “Jongens ik blijf”.
Dit verhaal heb ik verteld tijdens een presentatie in de Koppelpaarden in Oosterhout met Jan van Roessel op de eerste rij. Nadat ik dit verteld had en beelden had laten zien hoe hij scoorde tijdens de Olympische Spelen in Helsinki in 1952 tegen Brazilië klom Jan het podium op. Pontificaal pakte hij uit zijn binnenzak het contract van Torino. Iedereen stomverbaasd. Hij zei ook nog: “in feite waren wij ook in Nederland al miljonair”. Jan van Roessel stopte in 1958 met voetballen en had toen 168 wedstrijden gespeeld en 152 keer gescoord. In 1999 werd hij door de Willem II supporters gekozen tot Tilburgs voetballer van de eeuw. Hij overleed op 3 juni 2011 op 86 jarige leeftijd.
Wordt het geen tijd om het stadion van Willem II om te dopen tot Jan van Roessel stadion?