In de jaren ’50, ’60 en ’70 van de vorige eeuw werden in Limburg en Brabant veel kermiskoersen voor nieuwelingen en amateurwielrenners georganiseerd. Na afloop kwam je de renners tegen in het café en hoorde je vaak sappige verhalen over doping. Zo vertelde de Limburgse amateurwielrenner Stevens dat hij van Hein van Breenen, een bekende prof in de jaren ’50, gehoord had dat ze tijdens de Giro d’Italia in een hotel verbleven waar kippen in de tuin liepen. Toen de verzorger met een nieuw pilletje kwam hebben ze eerst de kippen de pilletjes gevoerd om uit te testen of het wel verantwoord was. Bleven de kippen leven dan slikten ze het pilletje, zo niet dan zouden ze het niet innemen. De kippen bleven leven dus het pilletje kon met een gerust hart gebruikt worden.

Doping zat jaren in de haarvaten van de wielersport. Het hoorde erbij en je was gek als je niets nam. De Belgische verzorger Jef D’Hont vond dat echte kampioenen amfetamine moesten kunnen verdragen. Oud profwielrenner Theo Sijthoff zag dat de drievoudig Belgische wereldkampioen Rik van Steenbergen (1949 -’56 en ’57) een heel buisje doping naar binnen werkte. Jarenlang werden de doping autoriteiten om de tuin geleid onder andere door de urine van iemand anders in te leveren bij de dopingcontrole.

De wielrenwereld werd voor het eerst echt opgeschrikt door de dood in 1967 van de Engelse wereldkampioen Tom Simpson. Bij de beklimming van de Mont Ventoux in een verzengende hitte blies hij zijn laatste adem uit. Volgens D’Hont was het niet alleen doping omdat iedereen die dag doping gebruikte maar heeft hij per ongeluk alcohol aangenomen van een toeschouwer.

In 1968 won de Nederlandse wielrenploeg met Joop Zoetemelk, René Pijnen, Fedor den Hertog en Jan Krekels goud tijdens de Olympische Spelen in Mexico. Verzorger Sjeng Collard had de jongens wat toegestopt dat bij de dopingcontrole niet kon worden gecontroleerd. Toen de ploegarts Wim Mosterd hier achter kwam werd Sjeng meteen naar huis gestuurd. In andere tijden sport uit 2011 vertelt hij tegen een journalist dat hij het onverantwoord vond om de jongens bij die hitte niet iets te geven. In hetzelfde programma vertelt zesdaagse koning Peter Post dat als je ca. 13 zesdaagse in een winterseizoen rijdt dit nooit naturel kunt doen.

Theo Sijthoff was amateur en profrenner in de jaren ’60 en ’70. Hij vertelde in een interview aan Theo Koomen dat hij doping gebruikt had: “Ik had het gevoel dat ik kon vliegen”. Het nadeel was dat je ’s nachts geen oog dicht deed. Je lag maar naar het plafond te staren. Zo ontstond het gilde van de “plafondkijkers”. Hij stopte op tijd, wel had hij na zijn carrière een jaar lang last van zogenaamde zwarte sneeuw, als gevolg van het overmatig doping gebruik. Het schijnt dat vele renners hieraan lijden. Met goede begeleiding is hij er bovenop gekomen en heeft hij een succesvol mode imperium opgebouwd.

Het ultieme doping schandaal speelde zich af rond Lance Armstrong, die bijna de Nobelprijs kreeg voor geloofwaardig liegen.

Tijdens de week dat ik in 2000 met de Farm Frites ploeg aanwezig was bij de Giro d’Italia maakte ik kennis met ploegarts Dion van Bommel, die een overtuigend verhaal had over natuurlijke preparaten die leiden tot betere prestaties. Oud wielrenners krijgen vaak de vraag of ze weleens doping hebben gebruikt. Een mooi antwoord hoorde ik toen ik een presentatie gaf samen met de Belgische Giro winnaar uit 1978 Johan De Muynck. Iemand vroeg  hem of hij weleens gepakt had. Hij antwoordde: “Ik heb nooit iets gepakt ik heb soms wel iets gekregen”. Moeten we deze renners veroordelen? Zelf heb ik tegen een oud wereldkampioen gezegd: “Als ik jouw talenten had gehad en ik had wereldkampioen kunnen worden met doping onder begeleiding van een arts dan had ik iets genomen”. Dat neemt niet weg dat dopingcontroles een trend naar gezonde natuurlijke versterkende middelen hebben bevorderd.

foto Hein van Breenen-Nationaal Archief-Jo van Bilsen-Anefo

author image

About Sport & Memory

You Might Also Like...